Verantwoording:

Deze webquest heeft als doel de levensbeschouwelijke basisvaardigheden van de leerlingen te ontwikkelen. In deze webquest zal er aan de volgende basisvaardigheden worden gewerkt:

• Waarnemen -> leerlingen verdiepen zich in rechten van het kind. Ze krijgen daar een bepaald gevoel bij en verdiepen zich in wereldverkenning.
• Redeneren -> leerlingen denken na over de betekenissen van de rechten. Zij vormen zich een mening over deze rechten.
• Communiceren -> Leerlingen geven hun mening en luisteren naar die van hun groepje. Samen komen ze tot een middenweg.
• Verbondenheid -> leerlingen ontdekken dat niet in alle landen de rechten worden nageleefd en dat er daar kinderen zijn die het helemaal niet zo goed hebben als ons.

 

Om deze basisvaardigheden te ontwikkelen heb ik een aantal doelen gesteld, dit zijn de doelen:

1. Aan het einde van de webquest hebben de leerlingen zich verdiept in rechten van het kind. Zij weten wat kinderrechten zijn en waarom deze belangrijk zijn.
2. Aan het einde van de webquest weten de leerlingen dat er verschillende rechten zijn voor verschillende leeftijden.
3. Aan het einde van de webquest hebben de leerlingen ontdekt dat kinderrechten over de hele wereld gelijk zijn, maar dat ze niet overal goed worden nageleefd.
4. Aan het einde van de webquest kunnen de leerlingen van minimaal 5 rechten uitleggen wat ze inhouden.
5. Tijdens de webquest leren de leerlingen hun mening te geven over rechten en de meningen van andere te respecteren.
6. Tijdens de webquest leren de leerlingen om goed samen te werken en taken te verdelen.
7. Aan het einde van webquest kunnen de leerlingen een duidelijke mondelinge presentatie geven over de gevonden informatie.

 

Elk doel sluit aan bij een van de basisvaardigheden. Hieronder vindt u een lijstje:

• Waarnemen -> Doel 1 en 2
• Redeneren -> Doel 4 en 5
• Communiceren -> Doel 6
• Verbondenheid -> Doel 3

 

Om de doelen te behalen zijn er verschillende opdrachten ingezet. Zo gaan de leerlingen bijvoorbeeld op internet opzoek naar antwoorden op de verschillende vragen die horen bij de doelen 1, 2, 3 en 4. Als de kinderen 5 verschillende rechten hebben uitgekozen gaan zij met hun groepje in gesprek. Iedereen komt dan aan de beurt om zijn/haar mening te geven over een bepaald kinderrecht. Dit sluit aan bij doel 5. Gedurende de hele opdracht werken de kinderen samen en moeten zij steeds overleggen. Ze werken dus de hele tijd aan doel 6. Aan het einde geven de kinderen een mondelinge presentatie over hun poster. Dit sluit aan bij doel nummer 7.

 

Naast het ontwikkelen van de levensbeschouwelijke basisvaardigheden, ontwikkelen de leerlingen ook op het gebied van de sociaal-emotionele, de levensbeschouwelijke en de morele ontwikkeling. Ze leren bijvoorbeeld hoe er wordt om gegaan met rechten in het buitenland, wat aansluit bij de morele ontwikkeling. Ook moeten zij goed samen werken om tot een goed eindproduct te komen. Je werkt dan aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. De kinderen leren om na te denken over verschillende rechten en bedenken daarbij wat zij ervan vinden. Dit sluit aan op de levensbeschouwelijke ontwikkeling.